Ik voel je niet
Een herinnering van vroeger, van toen ik nog een meisje van ongeveer 6 jaar was, lijkt de spijker op zijn kop te slaan. Op onze zolder hadden we met vriendjes uit de buurt een soort fort gemaakt van matrassen, kussens en dekens. Onze chillhoek. Hier stoeiden we, kletsten we, rusten uit en knuffelden wat (niets spannends hoor). Ik herinner me een dag dat mijn vrienden aan het stoeien waren en ik met mijn toenmalige vriendje “gelepeld” tegen de muur lag. Het slappe gevoel van verbinding bevredigde me niet en ik ging steeds dichter tegen hem aan liggen. Het resultaat was dat ik hem tegen de muur aan leek te pletten. Het gevoel werd er niet beter van. Blijkbaar was ik op zoek naar een gevoel wat ik niet kon krijgen, een gevoel waarvan ik wist dat het zou moeten bestaan.
Angst voor afwijzing
Deze relatie was sowieso sprekend voor dit thema in mij. Waar verlangen naar verbinding ligt, is ook een angst voor afwijzing aanwezig. Na 2 jaar verkering zag ik hem minder vaak en op een dag deed hij volgens mij en mijn vriendinnen afstandelijk en raar. Als meiden onder elkaar besloten we dat ik het uit moest maken, “want hij zou mij gaan dumpen en dan had ik in ieder geval hem eerst gedumpt”. Als botte harken gingen we op zoek naar ons arme slachtoffer. Toen ik hem vond, kon ik alleen nog de woorden “UIT” zeggen, ik duwde ze uit mijn dichtgeknepen strot. Daarna liepen we gezamenlijk weer weg. Ik had geen idee wat ik teweegbracht. Ik dacht immers dat hij ook bij me weg wilde. Ik was trots op mijn daad. Nu bleek later dat hij het helemaal niet had willen uitmaken, maar iets liefs voor me gepland had en er wat verlegen over deed. Ik begreep er niks van. Ik heb jarenlang met een sluimerend schuldgevoel geleefd en heb er nooit mijn excuses voor aangeboden. Wat dit verhaal laat zien is dat ik als jong kind al gefocust was op afwijzing. Wijs ik de wereld niet af, dan wijst die mij wel af. Zo zou ik de afwijzing zelf niet hoeven te doorstaan. Door ervan weg te stappen voelde ik veel opluchting. Die ik nu zie als een opluchting om weg te zijn van het grote afwijzingsgevaar.
Afstand houden, bewijsdrang en faalangst
Tegelijkertijd maakte ik als 8-jarige de echtscheiding van mijn ouders door. Een verscheurde familie, een gebroken gezin. Ik voelde veel pijn en onbegrip en kon het eigenlijk nergens kwijt. “Blijkbaar als je veel van iemand houdt, kan die persoon je alsnog afwijzen” leek ik wel gedacht te hebben. Gevoelens zijn maar complex. Ik besloot dat de wereld nou eenmaal zo werkt. Niet zeuren en gewoon meedoen met deze poppenkast en je kleine beetje verbinding beschermen met je leven.
Mijn gevoelswereld wordt overschaduwd door de angst voor afwijzing. Eigenlijk overal in mijn leven. De vriendschappen en kortstondige relaties die ik aanging moesten niet al te dichtbij komen, want vroeg of laat zou het toch weer over zijn. Op school deed ik zo ontzettend mijn best, zodat ik maar geen slechte cijfers zou halen en ik wilde bewijzen dat ik acceptatie waard was en zette dit helemaal door tot aan een universitair masterdiploma.
Mijn lichaam daagt me uit mijn afstand en afwijzing aan te kijken
Een aantal keer ben ik gedurende lange tijd ziek geweest, waardoor ik “afgezonderd” van mijn sociale leven raakte. Als kind op de basisschool menstrueerde ik als eerste van alle vriendinnen, wat me anders maakte. Ik moest me af en toe ziekmelden vanwege de pijnen tijdens de gelukkige tijd van de maand. Ik had borsten, ook heel vroeg, écht vroeg. Ik was anders. Op de middelbare school had ik als 15-jarige de Ziekte van Pfeiffer opgelopen en was er een heel jaar ontzettend moe van. Door de vermoeidheid kon ik niet volledig naar school. Ik volgde elke dag 1 vak, kwam thuis, sliep even, ging mijn huiswerk doen, viel in slaap op mijn boeken, at wat eten, sliep en ging weer even naar school. Een ziekte die niet werd begrepen door mijn omgeving (behalve mijn gezin gelukkig) en een ziekte die ik zelf niet accepteerde. Ik wees de ziekte en mijn toestand af. Ik wilde kosten wat het kostte mijn schooljaar halen en ik doorging deze cyclus voor een jaar lang. Eenmaal beter, hadden mijn vrienden een leven gevonden zonder mij. Mijn jaar afzondering duurde dus niet alleen een jaartje, als je me goed begrijpt. Gevolgen die ik niet eens had overzien. Ik was immers gefocust op niet afgewezen worden door de buitenwereld, en met name door school. Een jaar blijven zitten zou de ultieme afwijzing zijn, het ultieme falen. In feite heb ik me vooral verdrietig gevoeld om de vriendschappen die ik zag verwateren. De afwijzing vanuit de buitenwereld was dus al lang bezig. Ook de afwijzing vanuit mezelf. Ik staarde me blind op afwijzing door het systeem, terwijl ik niet zag wie nu wat afwees.
Na nog een jaar overviel me een hersenvliesontsteking van precies die bacterie waar je niet voor ingeënt wordt. Ik overleefde op een haar na de dood. Een ervaring die ik zelf niet zo bewust beleefde, het ging namelijk erg snel. Het voelde als een griepje die wel enorm pijn deed, maar na een tijdje vervaagde de realiteit en raakte ik buiten bewustzijn. De omgeving maakte dat natuurlijk anders mee, zoals je je kunt inbeelden. Alle klasgenoten rouwden ineens om hun zieke klasgenoot en vriendin. Ik voelde veel steun en kreeg veel kaarten. Iets wat me kracht gaf. Op deze kracht overleefde ik nogmaals een jaar van vermoeidheid door elke dag 1 les te volgen, gevolgd door thuiskomen, slapen, huiswerk en examens leren, in slaap vallen op boeken, wat eten, nog meer slapen en weer eventjes naar school. Wederom wees ik mijn situatie en mezelf af. Opnieuw afgescheiden van de buitenwereld. Gedurende deze tijd was ik niet verassend ook nog eens depressief geraakt. Het dagelijkse gevoel van afgesneden zijn en de eenzaamheid speelde parten. Wederom rouwde ik om mijn zielige afstandsverhouding tot de buitenwereld en vocht ik om niet afgewezen te worden door het schoolsysteem. Ik moest en zou mijn school zonder falen afmaken. Nadat dit me gelukt was, zocht ik opgelucht mijn toevlucht in Utrecht. Nieuwe stad, nieuwe kansen. Weg van die warboel aan afwijzingen.
Verbinding en gelijkgestemden
Ik vond mijn thuis. Als 18-jarige tiener verliet ik opgelucht en vol verwachting mijn ouderlijk huis om in een klein hok te gaan wonen naast de domtoren, wat ik overigens dolgelukkig mijn thuis voor 5 dagen in de week noemde. Daar werd ik door mijn studiegenoten warm en hartelijk ontvangen. Allemaal gelijken, iedereen vol passie, ambitie en vooral plezier. Allen met een prachtige visie voor de toekomst. Wij waren er om de wereld een mooiere plek te maken. En ohja, ook om een bachelor diploma te behalen. Ik voelde me welkom, geliefd, geaccepteerd en verbonden. Als ik iemand tegenkwam van dit fijne thuishonk, knuffelden we. Zoals iedereen dat deed. Zo fijn. Het gevoel overlaadde me. En ook daar kwam de angst voor afwijzing om de hoek kijken, mijn verbindingen saboterend. Ik hield toch liever iedereen op een klein beetje afstand, net genoeg verbonden. Allerlei kletspraat over ditjes en datjes was niks voor mij, daar hield ik me dan ook afzijdig van. Ik stelde me nooit geheel open, bang te ervaren dat ik toch echt wel anders ben en er niet bij hoor. Misschien dat die verbondenheid dit stemmetje wel extra hard aanwakkerde. Ik deed wel mee, maar toch ook niet helemaal. Niet met mijn hele zijn. Ik wilde wel bij de vriendengroep horen, maar liever geen last van ze ondervinden. Om er toch wel bij te horen, liet ik me vooral van mijn instemmende en gelijkgestemde kant zien en horen, zoals dit al jaren mijn tweede natuur was. Het verlangen naar connectie en de angst voor afwijzing samengevoegd in een harmonieus masker. Op deze manier was ik nooit helemaal mezelf.
De plicht roept
Opnieuw won mijn geïnteresseerde, enthousiaste, nieuwsgierige koppie aan terrein en kwam de angst voor afwijzing en falen duidelijker bovendrijven. Als serieuze student zou ik het wel moeten maken. Al die prachtige mensen met een ambitieuze toekomstvisie om me heen en ik had al die dromen en ambities niet. Ik moest toch wel zekerheid en een baan vinden en ik kon dat alleen als ik een bachelor- en masterdiploma zou hebben. Dat was mijn overtuiging. Ik was een pleaser van het systeem en verloor de verbinding met mezelf en de buitenwereld daarbij uit het oog.
Ik vond mijn studie op deze manier wel erg zwaar en ging daardoor harder en harder werken. Dit keer niet ziek, wel minimaal 60 uur per week aan het werk op stage met een gemeen stemmetje in mijn hoofd: ik ben niet goed genoeg, niet slim genoeg, niet intelligent, niet kundig. Die stem wilde ik ongelijk bewijzen en ik ging nog beter mijn best doen en harder werken. De adrenaline pompte 24/7 door mijn bloed, extra gestimuleerd door de 8 bakken koffie die ik per dag dronk. Al gauw brandde ik op. En wederom riep mijn lichaam, maar dit keer ook mijn energetische systeem, mij halt toe. “Zo kan het niet langer” leek mijn innerlijk weten in mijn hoofd steeds luider te zeggen. Ik begon ook beelden te zien van gidsen die mij duidelijk maakten dat ik voor mijzelf moest gaan zorgen. De kennis en wijsheid die ik diep in mij bezit, mijn missie op aarde om de wereld bij te staan in de verhoging van de energetische frequentie. Mijn afkomst van de Bron. Mijn hoogsensitiviteit, mijn alleskunnen, mijn oneindige enthousiasme en nieuwsgierigheid, mijn drang naar afzondering, verstilling en natuur. Alles stond tegelijkertijd aan. Wat sluimerde op de achtergrond, kwam nu direct naar de voorgrond. Mijn angst voor afwijzing en mijn angst voor verlating en afzondering hadden dit alles overspoeld en mijn diepe verlangen naar verbinding overschaduwd. Drie keer scheepsrecht zou je zeggen. En dat klopt. Ook dit keer was ik hardleers.
Ik besloot voor mezelf te kiezen, zoals ik die vorige twee keer deed en deed afstand van mijn stage. Ik wilde wel mijn studie halen, net als de vorige twee keer, en deed er maandenlang over om een matig verslag te typen voor een matig cijfer – wat ik zag als voortgang en toch ook afwijzing. Anders dan voorheen stapte ik hierna tijdelijk weg van het studiesysteem en ging werken in een woonwinkel om de draad weer op te pakken als ik er weer klaar voor was. Deze keer zou ik weten wat voor mij voedend werkt, waar míjn behoeftes en wensen liggen en hierop zou ik mijn keuzes gaan baseren. Een existentiële crisis die ik met veel interesse en enthousiasme aanging. Ik had keuzes en een langzaam groeiend bewustzijn van mijn afwijzingspatronen. Elke stap die ik zette was een hele kleine overwinning in de juiste richting. Een weg die mij jaren zou kosten, op mijn eigen tempo en lerend wanneer ik mezelf afwees en of dit wel nodig was.
Diep verlangen naar connectie, verbinding, eenheid
Het niveau waarop ik de verbinding zocht met het systeem en mijn omgeving zou mijn behoefte aan verbinding nooit vervullen. Dit is immers een bewustzijnslaag waarin ik me niet thuis voel. Een realiteit van dualisme, van goed en fout, slagen en falen, liefde en haat. De verbinding waar ik innerlijk naar op zoek was, leek er gewoonweg niet te zijn en wat ik wel vond was tweederangs en daar vocht ik voor. Wat ik zocht heb ik even ervaren als een warm bad tijdens mijn studie. Toch leek het niet de verbinding die ik zocht. Er werd gesproken over ditjes en datjes. We droegen allemaal ons masker terwijl we in verbinding stonden. Als hoogsensitief persoon droeg ik alle emoties van de ander en raakte ik in no-time overprikkeld. “Dit kan het toch niet zijn”, dacht ik vaak. Wat mij zo gelukkig maakte, leek op het tweede gezicht niet die diepe verbinding te zijn.
De verbinding die ik wél zocht, kon ik tot nu toe niet goed verwoorden. Ik geloofde niet in kennis uit mijn innerlijk weten, zolang die niet in boeken stond of in de realiteit weerspiegeld werd. De verbinding die ik zoek, heb ik in mijn leven zelden gevonden. Het is een gevoel, een enorme heimwee naar een plek die niet bestaat in deze aardse dichtheid. Het is een verlangen dat roept om te worden gecreëerd, zo begrijp ik nu. Deze verbinding kun je voelen met heel je wezen, in al je cellen, van je tenen tot je kruin, in je chakra’s, je aura, en vooral je hart. Je ontkomt niet aan dit gevoel. Het is er voor je en het draagt je. Het geeft je kracht en is als een magneet. De zeldzame ervaringen leerden me dat dit gevoel niet toeneemt of afneemt naarmate je verder op afstand gaat staan: het is er altijd en altijd even sterk. Als je een ervaring als deze hebt, zou je die persoon willen knuffelen. Doe het eens en merk op hoe je gevoel stabiel blijft. Je zult niet exploderen, beloofd!
Wat houdt die verbinding dan in? En hoe is deze anders?
De verbinding gaat voorbij de maskers van het dagelijks leven – de gedragingen, kwalen, patronen, overtuigingen – en raakt je diep in je kern, de essentie van wie jij bent: je goddelijke vonk van licht en liefde. Het is een bijzondere verbinding. Ernaar verlangen, ernaar zoeken en er actief voor kiezen, maakt je moedig en kwetsbaar. Het gaat immers voorbij je “beschermende” ego. Deze verbinding ontstaat soms spontaan, wat prachtig is en dit koesteren we graag. Je voelt een zielsverbinding en weet niet wat je overkomt. Je kunt het interpreteren als verliefdheid, ook al zoiets onverklaarbaars. Je kunt het ook zien voor wat het is, een kwetsbare verbinding tussen mensen die elkaar zien voor wie ze in essentie zijn zonder daar moeite voor te doen. Je voelt je thuis, geliefd, gesteund, gekend, omarmd. Deze verbinding kun je ook faciliteren. Dit kost dan wél wat moeite, namelijk de moeite om je masker niet te gebruiken. Zien wat er in je eigen schaduw leeft, je emoties aangaan en ervaren zoals ze komen, het leven nemen zoals het is, jezelf aannemen zoals je bent en vanuit deze vergevende energie je barrière laten zakken. Space holden, ofwel de ruimte bieden voor jezelf en voor allen om je heen om helemaal te komen opdagen zoals zij zijn en hen in hun ware essentie ook accepteren. In die ruimte is er heel veel mogelijk. De verbinding, vaak zelfs zonder woorden, kan dan op diepe laag ontstaan en gevoeld worden. Er ontstaat dan ook ruimte voor de verbinding met meer dan jezelf en de ander, namelijk de natuur en de energie om je heen. Het minder of niet tastbare, het subtiele, het etherische. Wat hier gebeurt is een verbinding in een ander bewustzijnsniveau.
Waar je met een masker op meer tegen jezelf praat en de buitenwereld vooral zichzelf spiegelt waardoor je jezelf meer leert kennen, zul je zonder dit masker in een verhoogde staat van zijn verkeren, in verbinding met de ander treden en de ander in zijn essentie leren kennen. Die essentie gaat meer uit van een samenwerking. Ik ben zoals ik ben en dien mijn eigen doel, en jij bent zoals jij bent en dient jouw eigen doel en samen dienen we in harmonie een gedeeld doel. Individualisme krijgt een hele andere betekenis. Beide omgangsvormen hebben een individueel element. Het verschil: in het eerste geval bemoeien we ons met de ander, omdat we delen van onszelf afwijzen en dit spiegelen aan de ander. In het tweede geval werken we samen met de ander, omdat we onszelf in onze volledigheid accepteren en dit ook spiegelen aan, ofwel delen met de ander. Een diep nuanceverschil. Een heel mooi verschil. Van afwijzing naar acceptatie. Het weggooien van de weegschaal. Liefdevol dansen met het leven.
تعليقات